Bijenkorf Rotterdam 1930 van architect Dudok
De Bijenkorf Rotterdam, 1930.
De lichthal in de Bijenkorf Rotterdam, 1930.
Een derde filiaal werd op 16 oktober 1930 geopend in Rotterdam, gebouwd naar een ontwerp van een van de bekendste vertegenwoordigers van de Nieuwe Zakelijkheid, W.H. Dudok. Dudok werd bij het project voor Rotterdam geassisteerd door B.J. Ouëndag, constructeur ir. W. Ouëndag en Dirk Brouwer. De laatste was ook verantwoordelijk voor de tussen 1935 en 1937 gerealiseerde uitbreiding in Amsterdam, daarbij geadviseerd door Dudok. Het gebouw, fraai vormgegeven in het poëtische functionalisme, is een zogenaamde vakwerkbouw in gewapend beton, met glazen buitenwanden, afgewisseld met muurvlakken in gele baksteen en vooral inwendig veel wit marmer. Het Bijenkorfgebouw werd een groot modern gebouw met een langwerpige plattegrond die naar het zuiden toe zich geleidelijk aan versmalde. De aan het Van Hogendorpplein grenzende voorgevel kwam in de zichtas te liggen van de er noordelijk van gelegen Coolsingel. Voorjaar 1930 kon de vlag in top, men was bezig met het dakterras. Het Caland monument midden op het plein voor de Bijenkorf zou in 1938 worden verplaatst om de zuidzijde van de Coolsingel wat meer allure te geven.
De feestelijke opening was op 16 oktober 1930, circa 70.000 mensen kwamen een kijkje nemen. Over het interieur werd ondermeer het volgende verteld: “De groote lichthal in zijn opeenvolging van wit marmer met smalle zwarte banden en rood gemoffelde ijzeren leuningen is, vooral bij avondverlichting, in al zijn soberheid van vormgeving geraffineerd en verfijnd van architectuur.” De Bijenkorf werd door het volk dat zuchtte onder de crisis van de jaren ’30 gezien als een winkelgebouw dat bij uitstek bedoeld was voor de elite. Het volk keek dan ook ondermeer naar de Bijenkorf zoals in onderstaande citaten wordt weergegeven. “Opgenomen in den roezigen, warmen menschenstroom, schuifelden we voort, terwijl boven ons neonreclames tegen elkaar opbluften. In groen en paars en rood... mijn sigaretten!... mïjn gloeilampen!... mijn waschpoeder!... En als we omkeken, zagen we het lichtpaleis van De Bijenkorf en het leek een schip, dat uit het donker aan kwam zeilen, met schatten hoog belaan.”
De Bijenkorf van Dudok:"Een droompaleis, gestoken in een huid van gele stenen, waar - alsof het een museum was - ook schitterend glaswerk te bewonderen viel".
De lunchroom in Rotterdam 1930
Andere citaten te vinden op de website Engelfriet geven ook goed het beeld van de “gewone Rotterdammer” met betrekking tot de Bijenkorf weer: “In die vreugde kon je als kind van een werkloze niet delen, en dat noteer ik in alle nuchterheid, zonder zelfbeklag. Nee, het boeiende van De Bijenkorf school voor mij óók in zijn lunchroom met ijsbuffet en zijn dakterras, en niet minder in de geheimzinnige geuren van de parfumerie-afdeling, waar ik al jong ontvankelijk voor was. A
Een ander schreef ter herinnering: “Met zijn glanzende kaars, een lichttoren aan de linkerkant op het dak, was De Bijenkorf voor mij als kind een droompaleis, en niet eens om zijn speciale kinderkapsalon, waar, volgens zeggen, allerlei sprookjesachtige voorstellingen op de muren waren geschilderd en waar je, tot je aan de beurt was, je naar hartelust mocht uitleven op een olifant of een beer, speelgoed van een reusachtig formaat. “
Een droompaleis, gestoken in een huid van gele stenen, waar - alsof het een museum was - ook schitterend glaswerk te bewonderen viel en waar volgens mij uitsluitend fraai aangeklede mensen binnenwandelden, nonchalant, alsof het hun 'thuis' was. Wat voor mij vaststond: mensen die in De Bijenkorf konden kopen, waren 'rijk'. Want in de jaren dertig behoorden, althans in de ogen van werklozen en hun gezinnen, ook mensen-mèt-een-baan tot de categorie der rijken.
Cosmetica afdeling in Rotterdam in 1930.
De lingerieafdeling in Rotterdam, 1930.