De Bijenkorf tijdens de Tweede Wereldoorlog: onder Verwaltung
Etalage de Bijenkorf Amsterdam bij de bevrijding 5 juni 1945
De bezetter nam in 1941 geen halve maatregelen: de voltallige Raad van Beheer werd vervangen door een Duitse Verwalter, Dr. Paul Brandt. Aan de hoofddirectie werden twee collaborateurs toegevoegd: Gieskes en Graafstal. Gieskes was hoedeninkoper in de Bijenkorf geweest tot hij aan de overkant een eigen winkel begon; Graafstal was aanvankelijk als inkoper van de handwerkafdeling in dienst geweest, om daarna zelfstandig fabrikant te worden. Binnen de NSB had hij het tot kringleider in Utrecht gebracht. In april 1942 vertrok Brandt als Verwalter en werd hij opgevolgd door de accountant Willy Minz, afkomstig van de Niederländische Aktien Gesellschaft, een instelling die de waarde van de over te nemen joodse bedrijven moest vaststellen.Minz had tot taak de prijs te bepalen waarvoor de Bijenkorf verkocht zou moeten worden.
De mogelijkheid om de Bijenkorf onder Duitse controle te brengen werd vergemakkelijkt door het bestaan van de prioriteitsaandelen in de Bijko-Priora-onderneming. De Duitsers verklaarden de overdracht van die aandelen aan Bijko-Priora door de oorspronkelijke eigenaren als ongeldig. Na afkondiging van de “Verordening betreffende de behandeling van het joodse geldelijke vermogen” in augustus 1941, waren de Joodse aandeelhouders verplicht hun de Bijenkorf-aandelen bij de Duitse bank Lippmann-Rosenthal in te leveren.
Alle aandelen die voor de oorlog de working majority hadden gevormd kwamen zo bij deze bank terecht, waar ze op een koper lagen te wachten. Gegadigden voor het bedrijf waren er genoeg: naast een aantal Nederlandse belangstellenden was er ook nu weer de Dresdner Bank, die al eerder, tijdens de oprichting van Bijko-Priora, belangstelling voor de Bijenkorf had getoond. Toch zou het nog twee jaar duren voordat de Bijenkorf verkocht werd, een bewijs van de Gründlichkeit waarmee de Duitsers te werk gingen..
Vanaf 5 juni 1945 had de Bijenkorf weer een directie bestaande uit familieleden en trouwe directieleden van voor de oorlog.
Op 19 oktober 1943 gaf de Wirtschaftsprüfstelle opdracht aan Lippmann-Rosenthal de Bijenkorfaandelen in te leveren. Het aandelenpakket werd verdeeld onder twee kopers: de handelsfirma Riensch & Held uit Hamburg en de Duitse zakenman Fritz Kötter. Omdat zij de meerderheid van de prioriteitsaandelen verworven hadden, konden zij samen de controle over het bedrijf overnemen. Beide kopers hadden geen enkele ervaring met warenhuizen en hun bijdrage aan de onderneming is dan ook van generlei waarde gebleken. Gelukkig is hun eigendomsperiode erg kort geweest en kon na de oorlog het oorspronkelijke managementteam snel weer op zijn post terugkeren. In 1947 kwamen de aandelen weer in familiebezit.
Tegen het einde van 1945 bestond de directie weer uit vier leden: Alfred Goudsmit, Frits Isaac, Gerrit van der Wal en Engelbert Wolsheimer. Op de belangrijke posten direct onder directie waren niet alleen Hans en Hugo Isaac teruggekeerd, maar ook Heinz Littaur, die samen met Jet Kerkhoff de directie van de Haagse Bijenkorf op zich zou nemen. Jet Kerkhoff was wegens bijzondere verdiensten tijdens de oorlogsjaren en haar hardnekkig verzet tegen de Duitsers tot lid van de filiaaldirectie benoemd.
Benoeming Dr. G. van der Wal en E.C. Wolsheimer in de directie van de Bijenkorf door Militair Gezag op 5 juni 1945.
De directie van de Bijenkorf vanaf 1948 van links naar rechts, E.C. Wolsheimer, Alfred Goudsmit. Gerrit van der Wal en Hans Isaac.