Verkoop van de collectie
Voorpagina van de veiling van de KBB kunstwerken in 1995 met een afbeelding van “De Vrijheidsschreeuw” van Karel Appel uit 1948.
In 1995 besloot het concern een groot deel van de collectie te verkopen. Daarvoor werd door Marijke Vorst, kunstadviseur van de Bijenkorf, in samenwerking met Sotheby’s een catalogus samengesteld.
In de Bijenkorfcollectie is vooral het museale deel, dat is samengesteld van 1948 tot en met 1950, interessant, is het oordeel van Caroline Roodenburg-Schadd. Vooral de vraag hoe Sandberg precies te werk ging om onderscheid te maken tussen wat hij kocht voor het museum en wat voor de Bijenkorf was essentieel geworden.
In 1995 besloot het KBB concern een groot deel van de collectie te verkopen en een nieuw kunstbeleid op te starten.
Bestond er een museaal verband tussen de aankopen van de beide instanties, vanwege het feit dat de werken van de Bijenkorf ook in het museum mochten worden geëxposeerd? Vervulde Sandberg uitsluitend de wensen van de Bijenkorfdirectie, of waren het eigenlijk verkapte aankopen voor het museum, in de hoop dat zij uiteindelijk geschonken zouden worden? Dat gebeurde dus niet: in 1995 werden uit deze collectie 177 werken verkocht.
De totale opbrengst was ruim twee miljoen gulden. Karel Appels Vrijheidsschreeuw, beschouwd als hèt symbool van de Cobrabeweging, bracht ruim een half miljoen gulden op. De bronzen sculptuur Meisje met vlecht van Jacques Lipchitz ging voor 287.500 gulden naar een Belgische verzamelaar.