De 'vrijwillige' arisering
Gerrit van der Wal, directeur van Fokker en bekend repetitor aan de Economische Faculteit in Amsterdam. Nieuw benoemd lid van de directie van de Bijenkorf per 21 oktober 1940.
Engelbert C. Wolsheimer. niew benoemd lid van de directie van de Bijenkorf per 21 oktober 1940.
Volgens Professor Weijer, het nieuwe lid van de Raad van Beheer, vormde de oververtegenwoordiging van Joden in de directie en de Raad van Beheer een probleem. Het zou althans een probleem kunnen worden indien de bezetters ook in Nederland anti-Joodse wetgeving zou doorvoeren. Het was immers te verwachten dat ook hier, evenals in Duitsland en Oostenrijk, het bedrijfsleven zou worden geariseerd, wat in juni 1940 nog niet het geval was. Maar in augustus 1940 deed een Duitse accountant in opdracht van de bezetters onderzoek naar 'vijandig' kapitaal. Ook bij de Bijenkorf. Daarbij bleek geen sprake te zijn van een groot vijandig vermogen, maar hij vond wel dat de joodse invloed in het bedrijf erg groot was. Daarom adviseerde hij de samenstelling van de Raad van Beheer en het directie-comité volledig te ariseren en de prioriteitsaandelen over te dragen aan een nieuwe, arische vennootschap. Aangespoord door dit advies namen Weyer en Grosheide het voortouw bij het doorvoeren van de vrijwillige arisering.


De heren Weyer en Grosheide uit de Raad van Beheer namen het voortouw bij het doorvoeren van de vrijwillige arisering.
Op 21 oktober 1940 werden de buitenstaanders Gerrit van der Wal, directeur van Fokker en bekend repetitor aan de Economische Faculteit in Amsterdam, en E.C. Wolsheimer tot directeuren benoemd. Hugo, Hans en Frits Isaac werden gesommeerd op de achtergrond te blijven en niet langer naar buiten toe als directeur op te treden. Mr. Frits Isaac, die tijdens deze periode regelmatig werd opgeroepen als reserve-officier, was na een tijd in krijgsgevangenschap te hebben doorgebracht, in juni 1940 weer op vrije voeten gekomen.
Om het probleem van de prioriteitsaandelen op te lossen, werd gekozen voor de oprichting van een nieuwe houdstermaatschappij, in de vorm van een vennootschap onder firma, met de naam Bijko-Priora.
De totstandkoming ervan, op 31 oktober 1940, had nog heel wat voeten in de aarde gehad, vanwege de halsstarrige houding van de bezitter van de Duitse prioriteitsaandelen, de heer Hochheimer, die al voor 1940 regelmatig voor problemen had gezorgd.
Hij probeerde een nogal hoge vergoeding voor de aandelen te bewerkstelligen, maar ging uiteindelijk toch akkoord met de overdracht van de prioriteitsaandelen aan de nieuwe vennootschap. De familie bleef in het bezit van de 'gewone' aandelen, maar als men de Bijenkorf van zijn joodse karakter wilde ontdoen – zoals geformuleerd in een onderzoek van hogerhand, dan diende er een wijziging te komen in het aandelenbezit. Via de rechtsgeldige weg was dit onmogelijk.