Economische chaos
Nanno Hendrik Benninga en Lien Tabakspinder, (HP rapportage over de Bijenkorf, december 1982).
De algehele spoorwegstaking in september 1944 kan worden gezien als de markering van de laatste fase van de bezetting, een periode die werd gekenmerkt door de Duitse terreur en een economische chaos. De goederenvoorziening in het westen van Nederland raakte de laatste negen maanden van 1944 volledig verstoord, evenals de aanvoer van steenkolen uit Duitsland. En wat er nog aan textiel voorradig was, werd door de Duitsers via roof en vorderingen in beslag genomen. Ook de Bijenkorf in Amsterdam werd doelwit van deze misdadige strategie: in oktober 1944 bezocht Obersturmbahnführer Prüfert de winkel. Bij afwezigheid van Graafstal en Gieskens, werd hij ontvangen door de filiaaldirecteur Nanno Hendrik Benninga. Prüfert wilde beslag leggen op alle lucifers die nog op voorraad waren. Op Benninga´s verzoek een deel in de winkel te laten voor de klanten, reageerde Prüfert door hem hard in het gezicht te slaan en vervolgens de hele voorraad mee te nemen.
Ook op allerlei andere gebieden raakte de Bijenkorf in de problemen: wegens gebrek aan kolen moest de verwarming uitgeschakeld worden. Als gevolg van de gebrekkige elektriciteitsvoorziening werkten de liften niet meer en moesten de goederen via een simpele hijsinstallatie naar de hogere etages worden getakeld. Maar ondanks alle moeilijkheden bleef de winkel gewoon open. Tijdens de barre hongerwinter van 1944 ontpopte Benninga zich tot een soort vaderfiguur. Op alle mogelijke manieren deed hij zijn best de moed er bij het personeel in te houden, zowel door zijn sterke motivatie als door het organiseren van materiële hulp. Zo zorgde hij ervoor dat personeelsleden met voorrang en tegen gereduceerde prijzen de nog schaars aanwezige goederen konden kopen. Ook onderhield hij regelmatig contact met Gerrit Van der Wal.

Tijdens de barre hongerwinter van 1944 ontpopte Nanno Hendrik Benninga zich als een soort vaderfiguur in de Bijenkorf.
In december 1982 vertelde oud-medewerkster Lien Tabakspinder in een interview met de HP: ´Ik zat op de boekhouding met NSB'ers en daar bemoeide je je niet mee. En het gekke was: zó zat je tegenover een Joods iemand en zó was ze er niet meer. En je hebt achteraf niet meer begrepen dat je dat op dat moment zo gemakkelijk accepteerde. Toen ik daar weg wilde, hebben ze mijn ontslag niet aanvaard, ze hebben me overgeplaatst naar de inkoop. Daar heb ik valse facturen gemaakt, want er werd ingekocht buiten Graafstal en Gieskens om. Ik heb geen stap bij ze binnen gezet.´s Avonds in het donker bracht ik de post bij Gerrit van der Wal thuis. Ik was ook vaker in de Bijenkorf als hij gesloten was dan overdag. Want we hebben natuurlijk goederen trachten te redden. Die pakte ik ´s avonds in de kelder bij carbidlicht in en die brachten we onder anderen naar Maarten Toonder op de Prinsengracht. Daar mochten we de koffers in de kelder zetten. We hadden een heel klein clubje van zes mensen.´
De leiding van het clubje had Benninga, na het wegvallen van Gerrit van der Wal de hoogste ´goede´ Nederlander op het Damrak. Zo was er, dankzij onder anderen Lien Tabakspinder, een organisatie opgebouwd die voor het personeel, aardappelen, aanmaakhout, tandpasta en andere moeilijk verkrijgbare spullen regelde. Daarvoor had Lien de samenwerking gezocht met een verantwoordelijke bij de Spoorwegen in Amsterdam, Herr Lagerman, ´een goedmoedige dikke Duitser´. Zij had hem, vanuit haar functie in de Bijenkorf, een beetje in de watten gelegd, zodat hij af en toe ook eens wat voor zijn vriendin kon meenemen.
´We zijn de hele oorlog open gebleven', herinnerde Lien Tabakspinder zich, maar, op het laatst waren er nauwelijks nog goederen en werden hele afdelingen gesloten. Kousen hadden we nog, en er kwam sporadisch wat witgoed binnen. Ook eens een partij houten artikelen, asbakken, pollepels, dat soort dingen. Die moesten we etaleren, want het leek heel wat. Toen we geen licht meer hadden, moesten we om beurten naar zolder. Tien minuten fietsen om het aggregaat aan de gang te houden. Je kreeg een ons kaas als beloning, dus ik heb getrapt als een idioot.´