In de tweede helft van de zestiger jaren, na het vertrek van inkoper Martin Visser, verschoof de aandacht van de Skandinavische naar de Italiaanse vormgevers. Hun ontwerpen waren nog extremer en hoewel niet echt in trek bij de Bijenkorf klant toonden zij wel de vernieuwende kracht van de woonafdeling. Een regelmatige bezoeker van de meubeltentoonstellingen was de toen bejaarde architect Piet Kramer, die zelf ook meubels had ontworpen en daaraan het recht ontleent op nogal luidruchtige wijze commentaar te leveren op de getoonde collecties.

Kunst heeft bij de Bijenkorf altijd hoog in het vaandel gestaan en het werd tijd voor een eigen Bijenkorf Kunst Kollektie. Die kwam er tegelijk met de eerste OHOT-tentoonstellingen. Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, werd ingeschakeld bij de samenstelling van de collectie. Zijn voorkeur ging uit naar de Cobragroep, waar onder anderen Corneille en Karel Appel deel van uitmaakten. Uit de schilderijen, die op verplaatsbare schotten tussen de meubels waren geëxposeerd, konden geïnteresseerde klanten hun keuze maken.